BABBELATELIER

pijl links pijl rechts

WAT EEN WEER!

    OVERZICHT
  1. Het weer
  2. Maanden en seizoenen
  3. Conversatie over het weer
  4. Dagen en feestdagen

A. Het weer

icon DICO
Leer de woordenschat i.v.m.het weer.

schilderij van Turner: schipbreuk

Heb je het gemerkt?

Om het weer aan te duiden gebruiken we onpersoonlijke uitdrukkingen:

  • Sommige worden gevormd met hacer.
    vb. hace frío, hace calor, hace viento, hace sol
  • Andere worden gevormd met hay = er is.
    vb. hay niebla, hay tormenta, hay nubes
  • En een laatste groep zijn echte onpersoonlijke werkwoorden:
    nevar(ie), helar(ie), llover(ue), tronar(ue)

Als er naast de infinitief van een werkwoord (ie) of (ue) staat, betekent dit dat de stamklinker verandert als hij de klemtoon krijgt.


-e- > -ie- -o- > -ue-
pensar
denken
entender
begrijpen
contar
(ver)tellen
mover
bewegen
pienso entiendo cuento muevo
piensas entiendes cuentas mueves
piensa entiende cuenta mueve
pensamos entendemos contamos movemos
pensáis entendéis contáis movéis
piensan entienden cuentan mueven

B. Maanden en seizoenen

icon DICO

Het weer verandert volgens de tijd van het jaar. Leer in de DICO de seizoenen en de maanden.

Monstertje dat vraagt welk weer het is.

Aan de slag

Zeg voor elk seizoen, voor elke maand welk weer het over het algemeen/vaak/soms is. Doe zoals in de volgende voorbeelden. Let goed op de plaats van
  1. de tijdsbepalingen
  2. de woorden die de frekwentie aangeven
En verano,
generalmente
(over het algemeen)
hace mucho calor.
En marzo, a menudo (vaak) llueve.
En octubre, a veces (soms) hay niebla.

Vergelijk met het Nederlands.

C. Conversatie over het weer

Het weer vormt altijd een geliefd gespreksonderwerp. Vaak geeft het ons de mogelijkheid om in contact te komen met anderen.

Zoek in het ATELIER twee zinnen die je kan gebruiken in geval van slecht weer en twee die kunnen dienen in geval van goed weer.

    Let op de vertaling van het is als er sprake is van het weer:

  • hacer wordt gebruikt voor het weer zelf, de temperatuur
    vb. hace buen tiempo, hace 20 grados
  • está wordt meestal gevolgd door
    • een voltooid deelwoord dat een toestand aanduidt:
      vb. está nublado (< nublarse = betrekken, bewolkt worden)
    • een onvoltooid deelwoord en betekent dan: het is aan het ...
      vb. está granizando : het is aan het hagelen
monstertje met de regel van de vorming van het gerundio

Het onvoltooid deelwoord (= el gerundio) wordt gevormd door de uitgang -ar van de infinitief te vervangen door -ando en de uitgangen -er/-ir door -iendo:

hablar comer vivir
habl-ando com-iendo viv-iendo
sprekend etend levend

D. Dagen en feestdagen

icon DICO

Leer in de DICO de dagen van de week en de feestdagen.

    Vul aan:
  • El primer día de la semana es el
  • El segundo día de la semana es el
  • El tercer día de la semana es el
  • El cuarto día de la semana es el
  • El quinto día de la semana es el
  • El sexto día de la semana es el
  • El séptimo día de la semana es el

Wist je het nog?
día is één van de mannelijke woorden op -a.

Leer nu bij de tips wat er staat i.v.m. de rangtelwoorden.


In een datum gebruikt men hoofdtelwoorden i.p.v. rangtelwoorden :
vb. Es el (día) 3 (= tres) de noviembre = het is de 3e November

MAAR:

  • de 1e December = el (día) uno de diciembre
    el primero de diciembre


Aan de slag!

    Geef de datum van:
  • je verjaardag: Mi compleaños es el ...
  • Kerstmis
  • Allerheiligen
  • De nationale feestdag
  • Halloween
Vóór uren, dagen, delen van dagen en delen van het jaar gebruikt men vaak het bepaald lidwoord 
            vb. a las dos = om 2 uur
                  el lunes = maandag >< los lunes = 's maandags
                  por la tarde = 's middags
                  el mes pasado = vorige maand    
           
(zie tips)