BABBELATELIER

pijl links pijl rechts

DE STAD VERKENNEN


A. De belangrijkste gebouwen

Een stad heeft ons veel te bieden: we kunnen er de bezienswaardigheden gaan bekijken of koopjes doen, een terrasje pikken of een uitstapje maken. Maar we kunnen ook gebruik maken van haar talrijke andere mogelijkheden op gebied van cultuur, ontspanning, politiehulp, geneeskundige zorgen, transport, ...

3toeristen bekijken een stadsplan
icon DICO

Laten we beginnen met de namen te leren van de openbare plaatsen

Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden

Het geslacht van personen bepalen is makkelijk.
Maar voor de andere naamwoorden is er wel een probleem: dat is n.l. niet altijd hetzelfde als in het Nederlands.
Gelukkig kan het monstertje ons enkele tips geven. De uitzonderingen vind je hier.

Monstertje dat tips geeft in verband met het geslacht van de ZN

B. De weg vragen en wijzen

Aan de slag

Leer in het ATELIER de weg vragen en wijzen en leg daarna aan een toerist uit hoe hij naar bepaalde plaatsen in jouw stad geraakt..


Een dame vraagt een heer de weg

⸘Dónde está …? = Waar bevindt zich...?

Hier vinden we een 2e gebruik van het werkwoord "estar" (= zijn, zich bevinden, liggen, staan): het wordt gebruikt voor plaatsbepalingen.

MAAR:
Soy de Bruselas = Ik ben van Brussel (plaats waar men vandaan komt).


We leren ook een nieuw gebruik van tener:

Tiene que + infinitief = u moet + infinitief.


C. De winkels

Aan de slag

Leer situeren in de ruimte m.b.v. de afbeeldingen hieronder en hiernaast.

Klik op de afbeelding om het juiste voorzetsel te zien in het groene vertaalvak. Vul zelf de naam van de winkels aan.
Controleer indien nodig met de DICO.

vb: La pastelería está ... (De patisserie ligt ...)

Vertaalvak

de pasteibakkerij naast de kruidenier, rechts van de kruidenier

Opgelet:

Veel van deze voorzetsels eindigen op "de".

"de" + "el" > "del"

vb. al lado del restaurante (naast het restaurant)


Zonder die "de" zijn het bijwoorden van plaats.
vb. El restaurante está al lado. (Het restaurant ligt ernaast).

La pastelería está ... (De patisserie ligt ...)

de pasteibakkerij naast de kruidenier, rechts van de kruidenier de pasteibakkerij naast de kruidenier, links van de kruidenier de pasteibakkerij tussen de kruidenier en de modeboetiek de pasteibakkerij tegenover de schoenwinkel de pasteibakkerij ver van de groentewinkel de pasteibakkerij dichtbij de juwelier

D. Wat cultuur opdoen

icon DICO

Leer nu de namen van de bezienswaardigheden.
Kies daarna een stad die je goed kent en zeg in het Spaans welke bezienswaardigheden er zijn.

Opgelet!
Hay = er is, er zijn >< Hay que + infinitief = U moet + infinitief.
Hay una iglesia >< Hay que atravesar la avenida

We trekken nu naar de Toeristische Dienst en leren daar onze plan te trekken.
  1. Noem in het Spaans 4 dingen die je kan krijgen bij de Toeristische Dienst.
  2. Hoe vertaal je bezienswaardigheden? een fooi? Is de lunch inbegrepen?
paardenkoets met koetsier voor toeristische tochtjes door een stad