Laten we beginnen met de namen te leren van de openbare plaatsen
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het geslacht van personen bepalen is makkelijk.
Maar voor de andere naamwoorden is er wel een probleem: dat is n.l. niet altijd hetzelfde als in het Nederlands.
Gelukkig kan het monstertje ons enkele tips geven. De uitzonderingen vind je hier.
Hier vinden we een 2e gebruik van het werkwoord "estar" (= zijn, zich bevinden, liggen, staan): het wordt gebruikt voor plaatsbepalingen.
MAAR:
Soy de Bruselas = Ik ben van Brussel (plaats waar men vandaan komt).
Vertaalvak
Opgelet:
Veel van deze voorzetsels eindigen op "de".
"de" + "el" > "del"
vb. al lado del restaurante (naast het restaurant)
Zonder die "de" zijn het bijwoorden van plaats.
vb. El restaurante está al lado. (Het restaurant ligt ernaast).
La pastelería está ... (De patisserie ligt ...)
Leer nu de namen van de bezienswaardigheden.
Kies daarna een stad die je goed kent en zeg in het Spaans welke bezienswaardigheden er zijn.
Opgelet!
Hay = er is, er zijn >< Hay que + infinitief = U moet + infinitief.
Hay una iglesia >< Hay que atravesar la avenida