Basisdialoog
- Buenos días, señora. ¿Qué desea? | .
* Quisiera unos doscientos gramos de jamón y seis huevos, por favor. |
- ¿Algo más? |
*Sí, déme también medio kilo de tomates y un paquete de galletas. |
- ¿Eso es todo? |
* Sí. ¿Cuánto es? |
- Son 5,35 euros. |
* Aquí tiene. |
- Muchas gracias. |
* Adiós. |
- Goeiedag, Mevrouw. Wat zal het zijn? (ll. Wat wenst u?) | .
* Ik zou graag zo'n 200 gr ham en 6 eieren willen, a.u.b. |
- Nog iets? |
* Ja, geef me nog een halve kilo tomaten en een pak koekjes. |
- Dat zal het zijn? (ll. Is dat alles?) |
* Ja. Hoeveel is dat? |
- Dat is 5,35 euros. |
* Alstublieft. |
- Dankuwel. |
* Tot ziens. |
Preciseren
- Vragen hoeveel de klant er wenst
¿Cuánto quiere? Hoeveel wil u er? Dos kilos./ Tres paquetes... Twee kilo. / Drie pakjes... - Vragen hoe hij ze wenst
¿Cómo lo (/los /la /las) quiere? Hoe wenst u ze (het, ...)? ¿En latas o en botellas? In blikjes of in flessen? ¿En un trozo o en lonchas? In een stuk of in sneetjes? ¿Agua con o sin gas? Bruisend of plat water? ¿Vino blanco o vino tinto? Witte of rode wijn? ¿De qué marca? Van welk merk? ¿De qué color lo (/la/...) quiere? In welke kleur wil u het (...)? - Hem laten kiezen tussen verschillende exemplaren
¿Cuál prefiere: éste o ése? Welke verkiest u: deze of die? - Vragen naar de prijs
¿Cuánto cuesta esta botella? Hoeveel kost deze fles? ¿Cuánto cuestan las fresas? Hoeveel kosten de aardbeien? ¿A cuánto están las uvas? Hoeveel staan de druiven? (Están) a 3,30 euros el kilo. (Ze staan ) 3,30 de kilo. - Vragen of iets beschikbaar is
¿Tiene melones? Heeft u meloenen? Sí, claro. Jazeker. Lo siento, no me quedan Het spijt me, ik heb er geen meer.