In het Spaans zijn er 2 onregelmatige werkwoorden die gebruikt worden om "zijn" te vertalen: ser en estar. Leer hier hun vervoeging en hun gebruik.
I. VERVOEGING
1. presente de indicativo (OTT van de Indicatief)
| onderwerp | SER | ESTAR | 
| (yo) | soy | estoy | 
| (tú) | eres | estás | 
| (él/ella/usted) | es | está | 
| (nosotros,-as) | somos | estamos | 
| (vosotros,-as) | sois | estáis | 
| (ellos/ellas/ustedes) | son | están | 
II. GEBRUIK
TIP: ser wordt gebruikt vóór 
-  een zelfstandig naamwoord 
Soy dentista. = Ik ben tandarts. - een voornaamwoord 
¿Es usted? = Bent u het? -  een telwoord
Somos cinco = We zijn met zijn vijven. - een infinitief 
Lo importante, es participar = Het belangrijke is deelnemen. 
In de andere gevallen is de algemene regel:
- estar wordt gebruikt voor dingen die tijdelijk zijn
 - ser voor dingen die blijvend of typisch zijn
 
| 
         ser  | 
      
         estar  | 
    ||
        
  | 
      
        
  | 
    ||
        
  | 
      
        
  | 
    ||
                  fysische:  | 
      Es rubio (blond). Es joven (jong)  | 
      
        
  | 
    |
        karakter:  | 
      Es inteligente. (slim) Es católico. (katholiek)  | 
      
        
  | 
    |
        
  | 
      |||
        
  | 
      
        
  | 
    ||
        
  | 
      |||
        
  | 
      
      
  | 
    ||
        
  | 
      
        
  | 
    ||
In veel gevallen wordt er afgeweken van die regel. De ervaring zal je leren welk werkwoord je moet gebruiken.
Nog een tip:
- ser wordt gebruikt bij onpersoonlijke werkwoorden:
 
vb. es necesario que (het is nodig dat)
uitzondering: está claro que (het is duidelijk dat)
- estar wordt altijd gebruikt bij participia die een toestand uitdrukken:
 
vb. estar casado (gehuwd zijn)
estar comiendo (aan het eten zijn)
     
