Zoals hun naam het zegt dienen voornaamwoorden om een naamwoord te vervangen om herhalingen te voorkomen.
vb.Ik zag een soldaat. Hij was in uniform. Plots zag ik hem niet meer.
A. HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
ONDERWERP
enkelvoud |
meervoud | ||
ik jij |
yo tú |
wij jullie |
nosotros,-as vosotros,-as |
u hij zij |
usted él ella |
u (mv.) zij (m.) zij (vr.) |
ustedes ellos ellas |
-
Let op: in het Spaans worden de persoonlijke voornaamwoorden die
onderwerp zijn (behalve usted en ustedes) alleen uitgedrukt als ze benadrukt worden of om
verwarring te vermijden. De uitgang van het werkwoord en de context vertellen ons
namelijk over welke persoon het gaat.
- Het Spaans kent ook beleefdheidsvormen (usted / mv. ustedes); deze vormen worden gevolgd door een 3e persoon van het werkwoord en worden vaak wel uitgedrukt.
LIJDEND VOORWERP / MEEWERKEND VOORWERP / NA VOORZETSELS
lijdend voorwerp meewerkend vw. na voorzetsel (*) mij / me
jou / je
ons
jullieme
te
nos
os
mí
ti
nosotros, -as
vosotros, -ashem / het / u / haar
hen / u (mv.)lo / la
los / lasle
lesél / ella /usted
ellos / ellas /ustedes(*)
con + mí wordt conmigo
con + tí wordt contigoOpgelet!
Zoals in het Nederlands verandert het persoonlijk voornaamwoord als het lijdend of meewerkend voorwerp wordt.
Bij de voornaamwoorden van de 1e en de 2e persoon is er geen verschil tussen de vorm van het lijdend en het meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp Hij ziet me. Me ve. Hij geeft me een geschenk Me da un regalo. je. Te je Te ons. Nos ons Nos jullie Os jullie Os
Bij die van de 3e persoon bestaat dat wel.
De vorm van het persoonlijk voornaamwoord hangt af van het woord dat het vervangt (net zoals in het Frans).Lijdend voorwerp:
Ik was de wagen Lavo el coche. (m.enkv.) Lo lavo. het linnen la ropa. (vr.enkv.) La de wagens los coches. (m.mv.) Los de hemden las camisas. (vr.mv.) Las Opmerking:
- lo wordt ook gebruikt om een ganse zin te vervangen.
vb. Ik zal het (= al wat je gezegd hebt) zeggen. Lo diré.- Als het lijdend voorwerp een persoon is, zegt men in het Spaans:
Veo
a tu hermano.
a tu hermana.
a tus hermanos.
a tus hermanas.
Lo/le
La
Los/les
Las
veo.
Het zelfstandig naamwoord wordt dan voorafgegaan door het voorzetsel a. Als het gaat om een mannelijke persoon vervangt men (in Spanje) het enkelvoud lo vaak door le en het meervoud los door les.
Meewerkend voorwerp
Hij geeft het boek aan Paul. Da el libro a Pablo. (m.enkv.) Le da el libro. aan Anna. a Ana. (v.enkv.) aan mijn vrienden a mis amigos. (m.mv.) Les aan mijn vriendinnen a mis amigas. (vr.mv.)
Het persoonlijk voornaamwoord dat lijdend of meewerkend voorwerp is staat onmiddellijk voor het vervoegd werkwoord.
Als er 2 voornaamwoorden zijn - een lijd.vw. en een meew.vw - staat het meewerkend voorwerp voor het lijdend voorwerp.
vb. Me lo ha dicho. (Hij heeft het me gezegd)
Opgelet: le en les worden se als het 2e voornaamwoord met een l begint:
le
les
+
lo
la
los
les
Se lo
Se la
Se los
Se las
doy.
Ik geef het (el regalo) hem/haar/u.
Ik geef ze (la carta) hem/haar/u.
Ik geef ze (los regalos) hen/u.
Ik geef ze (las cartas) hen/u.
Uitzonderingen:
In de infinitief, de bevestigende imperatief en de gerundio staan de persoonlijk voornaamwoorden meestal achter het werkwoord. Ze worden dan aan het werkwoord vastgehecht. Bij de bevestigende imperatief is deze constructie verplicht.
infinitief: Voy a comprarlos. (Ik ga ze kopen.)
imperatief: Cómpralo. (Koop het.) >< No lo compres. (zie de imperatief)
gerundio: Estoy comprándolo. (Ik ben het aan het kopen.)
(Let op het accent!)
© Babbelatelier 2020